De cognitieve verschillen tussen kinderen in een klas zijn tegenwoordig groot. Om elke leerling op zijn eigen niveau uit te dagen, zullen docenten tijdens de les moeten differentiëren. STIP staat voor Samenwerken tijdens Taak-, Inhoud- en Procesdifferentiatie. De STIP-modules richten zich op het domein Natuur & Techniek en maken gebruik van onderzoekend leren. De lessen reiken docenten een differentiatiemethodiek aan waardoor leerlingen op hun eigen niveau uitgedaagd kunnen worden. Dit wordt bewerkstelligd door leerlingen zowel in homogene als heterogene groepssamenstellingen te laten samenwerken. 

De STIP-methodiek, die ten grondslag ligt aan de STIP-modules, is gebaseerd op de jigsaw benadering van Aronson, Bridgeman, and Geffner (1978). Volgens deze methodiek werken leerlingen van verschillende competentieniveaus (heterogene groepjes) samen aan een probleem, dat alleen kan worden opgelost als alle leerlingen goed samenwerken. Om de individuele verantwoordelijkheid en de wederzijdse afhankelijkheid te bevorderen (Johnson, Johnson & Smith, 2007) is elke leerling in het groepje verantwoordelijk voor een onderdeel van het probleem, zodat bij de oplossing de stukjes (als in een puzzel) samengevoegd kunnen worden. De STIP-methodiek is inzetbaar bij verschillende zaakvakken of leergebieden. Meer informatie hierover vindt u in de handleiding en de powerpointpresentatie over de STIP-methodiek